De Uber-zaak; hoe zat het ook alweer?
De Uber-zaak draait om een aantal vragen. Kort gezegd is één van die vragen of de Uber-chauffeurs gezien moeten worden als werknemers (met een arbeidsovereenkomst) of opdrachtnemers (met een opdrachtovereenkomst). Daarvoor heeft de Hoge Raad (HR) in 2023 in het Deliveroo-arrest een toetsingkader gegeven: het hangt volgens de HR af van alle omstandigheden van het geval in kwestie, of een werkende moet worden gezien als werknemer met een arbeidsovereenkomst.
De volgende punten kunnen van belang zijn:
- de aard en duur van de werkzaamheden
- de manier waarop de werkzaamheden en de werktijden worden bepaald
- de inbedding van het werk en degene die de werkzaamheden verricht in de organisatie en de bedrijfsvoering van degene voor wie de werkzaamheden worden verricht
- het al dan niet bestaan van een verplichting om het werk persoonlijk uit te voeren
- de manier waarop de contractuele regeling van de verhouding van partijen tot stand is gekomen
- de manier waarop de beloning wordt bepaald en waarop die wordt uitgekeerd
- de hoogte van die beloningen
- de vraag of degene die de werkzaamheden verricht daarbij commercieel risico loopt
- de vraag of de werkende zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt of kan gedragen, bijvoorbeeld bij het verwerven van een reputatie, bij acquisitie, wat betreft fiscale behandeling, en gelet op het aantal opdrachtgevers voor wie hij werkt of heeft gewerkt en de duur waarvoor hij zich doorgaans aan een bepaalde opdrachtgever verbindt
Die omstandigheden moeten in onderling verband worden bekeken. De HR heeft geen rangorde aangebracht in de genoemde beoordelingselementen. Dat heet een ‘holistische toets’.
Telt ondernemerschap mee als volwaardig criterium, of niet?
In de Uber-zaak beantwoordt de Hoge Raad vragen over het (als negende genoemde) gezichtspunt in het Deliveroo-arrest, ‘ondernemerschap’. De ‘hoofdvraag’ is in hoeverre het meetelt of een werkende zich als ondernemer gedraagt in het economisch verkeer.
Als je het gezichtspunt ‘ondernemerschap’ namelijk meeneemt in de beoordeling van de arbeidsrelatie, dan zou die beoordeling steeds anders kunnen uitvallen. De ene Uber-chauffeur zou wel een opdrachtnemer kunnen zijn en de andere niet, afhankelijk van hoe hij zich gedraagt in het economisch verkeer. De arbeidsrelatie voor hetzelfde werk, op dezelfde werkwijze, voor dezelfde werknemer wordt dan anders gekwalificeerd. Het hof heeft in de Uber-zaak aan de Hoge Raad gevraagd of dit zo bedoeld is.
De Hoge Raad is in het Deliveroo-arrest duidelijk: extern ondernemerschap is een volwaardig element in de toets naar (schijn)zelfstandigheid.
Dit betekent dat het evengoed meetelt of een werkende zich in het economisch verkeer gedraagt als een opdrachtnemer, net als alle andere elementen die zijn genoemd in het Deliveroo-arrest. Ook betekent het dat de ene werkende die zich als ondernemer gedraagt, gezien kan worden als een opdrachtnemer. Tegelijkertijd kan een andere werkende die hetzelfde werk doet voor hetzelfde bedrijf, maar zich níét als ondernemer gedraagt, gezien worden als werknemer.
Bij de beoordeling van dit criterium telt niet alleen het gedrag binnen de te beoordelen arbeidsrelatie mee, maar ook de omstandigheden (gedragingen) daarbuiten. De kwesties in de Uber-zaak worden nu weer door het hof beoordeeld.
Aanpassing Vbar?
Als je dus van de rechtspraak uitgaat, moet je bij beoordeling van een arbeidsrelatie alle factoren uit het Deliveroo-arrest in kaart brengen. En dus ook kijken of een werkende zich als ondernemer gedraagt.
Hoe verhoudt de Uber-uitspraak van de Hoge Raad zich nu tot het wetsvoorstel Vbar en het handhavingsplan van de Belastingdienst en de tools voor beoordeling van de arbeidsrelatie die de overheid heeft gelanceerd?
Het wetsvoorstel Vbar wordt soms gepresenteerd als een codificatie van rechtspraak, dat wil zeggen samenvoeging tot één nieuwe wet. Maar dat is het niet helemaal. Alleen al het rechtsvermoeden van de arbeidsovereenkomst bij een bepaald tarief van de werkende is niet opgenomen in het wetsvoorstel. In het wetsvoorstel Vbar is het ondernemerschap – dus hoe gedraagt iemand zich in het economische verkeer – pas relevant als de andere beoordelingselementen in evenwicht zijn. Er is dus wel een rangorde in omstandigheden die meewegen. De Raad van State is van mening dat de regering hiermee de ‘holistische toets’ in de jurisprudentie wil vervangen door een wettelijk toetsingskader.
Eerder gaf minister van Hijum aan dat hij in het wetgevingstraject de Uber-uitspraak wil betrekken en de Tweede Kamer zal informeren over de gevolgen daarvan voor het wetsvoorstel. Kamerlid Thierry Aartsen heeft in een radioprogramma van BNR gezegd dat de VVD werkt aan een nieuw wetsvoorstel, omdat er veel onduidelijkheid is in de markt. Het is dus afwachten wat er nu gebeurt.
Belastingdienst noemt ondernemerschap als gelijkwaardig criterium
De Belastingdienst heeft in de Toelichting beoordeling arbeidsrelaties aangegeven welke feiten en omstandigheden een rol spelen bij het beoordelen van de arbeidsrelatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Het gaat dan om de feiten en omstandigheden uit het Deliveroo-arrest.
De Belastingdienst publiceerde onlangs een Handleiding bedrijfsbezoeken en boekenonderzoeken. Daarin wordt, net als in de Toelichting Beoordeling arbeidsrelaties, ondernemerschap als (gelijkwaardig) beoordelingselement benoemd. Dat is ook het geval in de Vragenlijst beoordeling arbeidsrelaties (versie 1 januari 2025). De vragenlijst is bedoeld als hulpmiddel om relevante feiten en omstandigheden in beeld te krijgen. Het is geen checklist en de vragen zijn niet limitatief.
De website hetjuistecontract.nl stelt simpele vragen, wellicht te simpel als je kijkt naar het afwegingskader in de rechtspraak. In de Webmodule beoordeling arbeidsrelatie worden eigenlijk heel andere vragen gesteld dan in het Deliveroo-arrest. Het is afwachten of de website en webmodule worden aangepast.
Uber-arrest: 21 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:319
Deliveroo-arrest: 24 maart 2023, ECLI:NL:HR:2023:443